Mei 2002
Ook expats in Nederland moeten taal leren.
Er bestaat een curieus verschil tussen de eisen voor buitenlanders die zich in Nederland vestigen. Wie uit een probleemland komt moet inburgeringscursussen volgen, maar de internationale elite hier ontspringt ten onrechte de dans, vindt Claudia Di Palermo.
Het originele artikel kunt u (na aanmaken van een login) lezen bij het “NRC“
door Claudia Di Palermo
Volledige tekst
In theorie ben ik het eens met de uitspraak van politici dat buitenlanders sneller en beter Nederlands moeten leren spreken. Als je in een vreemd land gaat wonen, is het voor de integratie wezenlijk dat je de taal goed beheerst. Daarom hamert iedereen voortdurend op het feit dat deze nieuwkomers niet om een effectieve cursus taalverwerving heen kunnen.
Maar wie zich nu in Amsterdam vestigt, komt er snel achter dat je met de net verworven kennis van het Nederlands niet overal terecht kunt. Stel dat op het Rokin je hak breekt en je naar de dichtstbijzijnde schoenmaker verder huppelt, dan moet je weten wat het Engels voor hakken is, of anders voor zooltje, of veter. Want de jongen achter de toonbank spreekt helaas geen Nederlands. En als je verderop een kopje koffie wilt drinken, om van je buitenlandse avontuur bij te komen, is de kans groot dat de mogelijke Ierse serveerster beleefd vraagt: ,,Could you speak English? I don’t speak Dutch.”
Dit steeds vaker voorkomende fenomeen is niet (alleen) ten behoeve van toeristen, zoals ik dacht. Ik werk nu drie maanden als vertaalster bij het Europese filiaal van een prestigieus Amerikaans reclamebureau, en ik heb inmiddels begrepen dat de zich steeds sneller verspreidende Engelstaligheid voornamelijk bedoeld is als dienstverlening aan een heel andere groep buitenlanders, waarvoor blijkbaar andere regels gelden dan voor diegenen met wie de politici zich bezighouden.
Hiermee bedoel ik het steeds talrijker wordende legioen expats die zich de laatste jaren in hoog tempo samen met de bijbehorende internationale werkgevers in Nederland hebben gevestigd. Er zijn hierdoor steeds meer werkplekken waar je omringd wordt door buitenlanders en waar je werkgever voor alles zorgt, zodat je niet één formulier hoeft in te vullen waarbij je een half uur moet piekeren over wat `burgerlijke status’ nou eigenlijk betekent. In deze geest helpt zo’n werkgever je met het zoeken van een peperduur huis aan de Grachtengordel, zorgt hij ervoor dat je automatisch een verblijfsvergunning krijgt bij de Vreemdelingendienst, en huurt hij op vrijdagavond een bioscoopzaal af om er zeker van te zijn dat niemand zich alleen voelt.
Voor deze groep, grotendeels Engelsen en Amerikanen, maar ook Spanjaarden, Italianen en Zweden, is er geen nadrukkelijk verzoek van de overheid om Nederlands te leren – een spontane behoefte daartoe bij henzelf ontbreekt eveneens. Hoewel ze tussen een uurtje cardio-fitnessen en een – ten overvloede – Engelstalige cabaretvoorstelling best tijd zouden hebben voor een nuttige inburgeringscursus. Na zes jaar Amsterdam vliegen ze nog steeds op Skiphole, willen ze het liefst allemaal op de Hierenkratsj wonen en voor een zondagse wandeling dwalen ze in de Oesterpark of zeer toepasselijk in de Wandelpark. Overigens geldt voor het diplomatieke korps in Den Haag vrijwel hetzelfde. Wie naar ambassades in Berlijn, Parijs of Rome gaat, weet dat hij of zij zich zal moeten redden in de plaatselijke taal, terwijl je in Den Haag jarenlang als diplomaat kan werken met een woordenlijst die niet veel verder gaat dan molen en poldermodel.
Je vraagt je af hoe het mogelijk is dat deze groep buitenlanders zo behendig het contact met het Nederlands (en vaak ook met de Nederlanders) heeft weten te vermijden. In hun geval hoor je de Nederlanders zelf nooit klagend vragen wanneer deze allochtonen nou eens een keer Nederlands gaan leren. Ikzelf vind Engels spreken moeilijker, maar als je in zo’n internationaal gezelschap Nederlands probeert te praten, word je heel snel door geërgerde Nederlanders aangekeken, die maar al te blij en trots lijken te zijn om in een tweede Londen te wonen. En goed Engels spreken ze allemaal, toch?
De irritatie die ik in dit soort situaties jegens mij merk, lijkt op de ergernis die ze ook vaak hebben wanneer ze te maken hebben met `traditionele’ allochtonen die na zes maanden zich nog slecht verstaanbaar kunnen maken in het Nederlands.
Het lijkt er dus op dat ik het helemaal niet begrepen heb, en dat er ook in dit geval weer ouderwetse verschillen moeten zijn: het is niet zo dat alle buitenlanders in Nederland moeten integreren door het volgen van taal- en inburgeringscursussen. Deze maatregel lijkt alleen te gelden voor mensen die uit zogenaamde probleemlanden komen. Als het inburgeringsbeleid erop gericht moet zijn om alle nieuwkomers verplicht Nederlands te laten leren, waarom ontspringen de internationale elite-werknemers hier dan de dans?
En zo wordt de kloof, waar Den Haag de mond in goed Nederlands vol van heeft, alleen maar breder. En trouwens, wat hebben Noord-Afrikanen of Turken te zoeken in die lounge bars en hippe tenten waar ze voor het gemak van de meer bevoorrechte buitenlandse bevolkingsgroep Londense prijzen toepassen?
Toch kan ik het de buitenlanders met verhuisplannen naar Nederland niet kwalijk nemen dat ze op het Engels vertrouwen en het Nederlands laten zitten, nu de overheid ten onrechte geen inspanning van hen vraagt op dat gebied. Engels kun je je sneller en makkelijker op een basaal niveau eigen maken en ik voorspel dat het niet lang zal duren voordat er in de winkels bordjes zullen hangen met Dutch spoken here. En maandag kan ik weer gerust naar mijn werk gaan, dit stuk zal op kantoor zeker geen scheve gezichten naar mij toe opleveren. Er is namelijk niemand van mijn buitenlandse collega’s in staat om een Nederlandse krant te lezen. They couldn’t care less.
Claudia di Palermo is vertaalster.